De alpaca’s komen voor in de hoogvlaktes van het Andes gebergte in Equador, Chili, Bolivia en voornamelijk in Peru op een hoogte van 4000 -5000 meter. De alpaca is een gedomesticeerde (door mensen gehouden) lama en wordt in de volksmond ook wel berg-lama genoemd. De alpaca is verwant met de vicuna. Door kruising met de vicuna verbeterd men steeds de kwaliteit van de alpacawol, hoewel het strikt genomen geen wol maar een vezel is. De meeste alpaca’s worden door de indianen zelf gehouden, maar er zijn ook speciale alpaca farms.
Op de hoogvlaktes van de Andes zijn de temperatuurverschillen groot. ’s Nachts vriest het stevig tot wel -30 ºC en overdag kan het tropisch warm worden. Daarom heeft de alpaca een unieke vacht die bestaat uit holle vezels. Dit maakt de vacht niet alleen heerlijk zacht en licht,is sterk isolerend zodat de lichaamswarmte van de alpaca stabiel blijft. Deze vacht zorgt dat de alpaca niet bevriest en niet uitdroogt. De vacht heeft vijf verschillende kwaliteitsklassen, die de Zuid-Amerikaanse vrouwen selecteren door het voelen met hun handen. De vacht komt voor in 22 verschillende natuurlijke kleuren, bontgekleurde dieren zijn zeer zeldzaam.